Bij de 33e zondag door het jaar C
Ook vorige zondag ging het over de tempel of het kerkgebouw.
Jezus zegt: ‘Er zullen dagen komen waarop geen steen
op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.’ (Lucas 21:6 NBV21)
Ik geef enkele losstaande gedachten mee over het kerkgebouw,
over de vele kerkgebouwen in onze pastorale eenheden.
Onze God is een meegaande God.
Hij wil bij mensen wonen, niet in een huis van steen.
Willem Vermandere vertelde eens over een koster
die het tabernakel had laten openstaan en hoe God
van de gelegenheid gebruik maakte om uit het kerkgebouw te verdwijnen
en de wijde wereld in te trekken.
Sindsdien is God nooit meer in een kerk teruggezien.
Het tempeldoek scheurde in twee bij Jezus’ kruisdood,
het Allerheiligste was niet langer meer afgescheiden,
maar werd beschikbaar voor iedereen.
De tempel was niet meer nodig. Liever geen tempel,
dan een gebouw van stenen waar de ziel uit is verdwenen…
Naast de zentempel in Guncan-Gina is een enorme lege ruimte.
De monnik legt deze lege ruimte uit
als de plek voor de eerstvolgende bouw.
Om de twintig jaar wordt de tempel afgebroken
en bouwen de monniken hem op de plek ernaast weer op.
Op die manier hebben de monniken
die timmerman, metselaar en architect zijn
de kans om hun vaardigheden op peil te houden
en ze ook aan hun leerlingen te leren en door te geven.
Zo laten ze ook zien dat in het leven niets eeuwig is
en dat zelfs tempels zich in een proces
van voortdurende vervolmaking bevinden.
Een citaat uit het boek ‘De kerk is fantastisch’
(Rik Torfs, 2020, blz. 21-22):
“De journalist zei: ‘Wanneer de mensen over de kerk spreken,
denken ze meteen aan een gebouw.
Welnu, dat gebouw is onbelangrijk, heeft geen enkele betekenis.
De kerk is de gemeenschap van gelovigen die het goede doet.’
Smalend liet hij zich uit over kathedralen,
over hun onevangelische pracht en praal,
ondertussen veel goeds vertellend over schuren en bouwvallige barakken
die dichter bij Christus stonden en God veel liever waren.
Zelf vond ik kerken net wel leuke gebouwen.
Pralerig? Soms. Maar God woonde erin.
Daarin verschilt een kerk van een kasteel,
waarin een welgesteld mens huist
die naar eigen goeddunken in zijn leven toelaat wie hij wil.
God is anders.
Gastvrij verwelkomt hij eenieder
waarbij hij niemand een gedragscode oplegt…
Kerken hebben me altijd geraakt.
Vooral als ze stil waren en leeg bleven.
Ze verwezen naar een aspect van het bestaan
dat wij aanwezig weten
maar waaraan we weinig aandacht schenken…”
Om te besluiten:
Elke christen is een levende bouwsteen van Gods woning op aarde.
Geen kerk of tempel is groot genoeg om God te bevatten.
Jezus is de hoeksteen, bouwers wijzen hem niet af.
Jezus wil ons opbouwen tot een geloofsgemeenschap
waarin elke mens thuis mag zijn.
Laten we als kleiner wordende groepjes christenen niet bang zijn
om de overdaad aan kerkgebouwen los te laten
en weg te trekken uit onze vertrouwde omgeving.
Dat we hergroeperen en de krachten bundelen
om ons in te zetten op een dienstbare,
verkondigende en vierende gemeenschap van christenen.
Onze Jezusbeweging laat zich niet vastklampen aan kerktorens
en kan zich om het even waar, zelfs met minder mensen en middelen,
met een kleiner aantal kerkgebouwen,
ook vandaag nog in alle oprechtheid spiegelen
aan de eerste groep van Jezus’ volgelingen
om Zijn blijde boodschap te verkondigen, goed te zijn voor elkaar,
het leven te delen als brood en wijn…