De intentie telt

Gepubliceerd op 26 oktober 2025 om 11:30

Bij de 30e zondag door het jaar C

 

Dit krachtig evangelieverhaal maakt ons duidelijk

dat God niet bezig is met de vorm of het uiterlijk vertoon.

Voor God is de intentie belangrijk, de oprechtheid.

Het is de intentie die telt, niet de formulering.

De farizeeër is vol van zichzelf.

God luistert naar het gebed van de tollenaar,

want wat de tollenaar zegt, komt uit het diepste van zijn hart.

 

Jalal ad-Din Rumi (1207-1273) vertelt volgend verhaal:

“Op een dag hoorde Mozes een herder die aan het bidden was:

‘O God. Waar bent U? Want ik wil uw dienaar worden,

uw schoenen herstellen, uw sokken stoppen en uw haar kammen.

Ik wil uw kleren wassen, uw luizen doden.

Laat mij U melk brengen, laat mij uw kamer stoffen.

Ik wil alles voor U doen, God, aan wie ik alles wil offeren.’

 

Mozes vroeg: ‘Man, tot wie spreek je?’

De herder zei: ‘Tot God, de Schepper van hemel en aarde.’

‘Luister,’ zei Mozes, ‘op die manier ben je geen goede gelovige.

Wat is dat voor praat? Schoenen en sokken passen niet bij God!’

De herder zei: ‘Mozes, dit maakt me erg verdrietig.

Van nu af aan zal ik zwijgen.’ Hij zuchtte en trok weg in de woestijn.

 

Toen zei God tot Mozes:

‘Ik heb aan elke mens zijn eigen aard gegeven

en elk zijn eigen taal geschonken.

Wat Ik bij hem goed vind, zou ik van jou niet verdragen.

Ik word niet heiliger door zijn gebed,

hij is het die rein en stralend wordt.

Ik let niet op taal of op woorden.

Ik let op het hart en of er daar liefde in te vinden is.’”

 

Jezus wil met de gelijkenis van het gebed van de farizeeër

en het gebed van de tollenaar ons doen nadenken

over onze manier van bidden.

Zijn de woorden die wij in ons persoonlijk gebed gebruiken oprecht?

Zijn het eerlijke woorden, wie verheerlijken we?

Is het een competitie, in de zin van: “Hé, God, zie je hoe goed ik ben?”

Jezus leert ons ervoor te zorgen dat wij,

zelfs in ons persoonlijk bidden, nooit zouden oordelen,

want het is God zelf die luistert naar onze woorden,

Hij kent de bron van onze gedachten.

Laat die bron liefde zijn.

 

Tot slot nog deze woorden van Jalal ad-Din Rumi:

“Wat in jouw ogen verkeerd is, is goed in de zijne,

wat honing is voor de een, is gif voor de ander.

Zuiver of onzuiver, laks of toegewijd in de aanbidding,

daar geef Ik niet om, daar sta Ik boven.

De ene aanbidding is niet beter dan de andere.

Hindoes doen wat hindoes doen.

En moslims wat zij doen.

Het zijn lofprijzingen allemaal, en het is goed allemaal.

Ik ben niet degeen die vereerd wordt in die gebeden.

Het zijn de aanbidders zelf!

Ik hoor die woorden niet die zij spreken.

Ik kijk in hun hart naar hun nederigheid.

Hun braakliggende deemoed – want die is echt, niet de taal.

Vergeet toch die mooie woorden.

Ik wil vurige, vurige liefde.

Sluit vriendschap met je vurige liefde.”