Bij de 16e zondag door het jaar C
“Ons menselijke hart is een soort gastenhuis.
Elke ochtend is er weer nieuw bezoek.
Een vreugde, een depressie, een benauwdheid,
een flits van inzicht komt als een onverwachte gast.
Verwelkom ze; ontvang ze allemaal gastvrij
zelfs als er een menigte verdriet binnenstormt
die met geweld je hele huisraad kort en klein slaat.
Behandel dan toch elke gast met eerbied.
Misschien komt hij de boel ontruimen
om plaats te maken voor nieuwe vreugde.
De donkere gedachte, schaamte, het venijn,
ontmoet ze bij de voordeur met een glimlach
en vraag ze om erbij te komen zitten.
Wees blij met iedereen die langskomt,
want God heeft ze naar jou gestuurd
als raadgevers vanuit de hemel.”
Dit gedicht (in vrije vertaling) is van Jalal ad-Din Rumi (1207-1273)
en past bij de lezingen over gastvrijheid
die we zopas mochten beluisteren.
Abraham en Sara hebben met gemengde gevoelens
de drie vreemde gasten ontvangen in hun tent.
Ook Marta en Maria reageerden verschillend vanuit hun gevoelens
op de ontmoeting met Jezus in hun huis.
De ontmoeting bij de boom van Mamre geeft de mooie boodschap mee
dat we in elke mens God kunnen ontmoeten,
al beseffen we dat niet direct.
Het is vaak achteraf dat we het doorhebben
dat er iets bijzonders was aan de ontmoeting die in ons blijft doorwerken.
De gastvrijheid van de zussen Marta en Maria leert ons dan weer
om op een gepaste manier te reageren bij een bezoek.
Het druk in de weer zijn kan soms ten koste gaan
van wat er op dat moment echt toe doet,
namelijk te luisteren naar de gast, oog en oor te hebben
voor de innerlijke wereld van diegene die op bezoek komt.
Laten ook wij gastvrij zijn om in elke mens God te zien,
maar ook gastvrij zijn voor al wie en wat ons hart komt bezoeken,
allerlei gevoelens en gedachten die ons uiteindelijk leren
om meer en meer mens te worden naar Gods hart.